"Methaanuitstoot kunnen we op meerdere manieren verlagen"
Klimaat
|27 november 2025
Terwijl melkveehouders op hun bedrijf volop zoeken naar manieren om duurzamer te werken, staat ook het onderzoeksveld niet stil. Van emissiereductie tot groene energie en circulaire landbouw – nieuwe innovaties zien het licht op dagelijkse basis. Nico Peiren, onderzoeker emissies, klimaat en milieu op dierniveau bij ILVO (Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek) vertelt waar hij mee bezig is.
Nico Peiren is onderzoeker emissies, klimaat en milieu op dierniveau bij ILVO (Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek)
Als we over de klimaatimpact van de melkveehouderij spreken, wordt er vaak verwezen naar de methaanuitstoot. Hoe kunnen we daar een verschil maken?
“Er zijn meerdere manieren waarop we daar iets aan kunnen doen. Je kan genetisch selecteren op dieren die van nature minder methaan uitstoten, of je kan je veestapel anders beheren; bijvoorbeeld door minder jongvee – die wel uitstoten maar niet produceren – aan te houden voor eenzelfde aantal melkgevende koeien. Waar wij bij ILVO het meeste onderzoek naar doen, is voedermanagement. Dat kan op verschillende manieren: via de samenstelling van het voeder zelf of via zogenaamde additieven die de methaanvorming afremmen. Het meest doeltreffende additief haalt zelfs een reductie van 26%.”
En wat met de samenstelling van het voeder zelf?
“Wat nu steeds meer in beeld komt, is het effect van begrazing. Koeien krijgen vaak grassilage: dat is gemaaid gras dat ingekuild of in balen bewaard wordt zodat het langer goed blijft. Maar vers gras blijkt minder methaanuitstoot te veroorzaken én is ook heel eiwitrijk voor de koe. We zien ook dat combinaties goed kunnen werken, van bijvoorbeeld begrazing met een methaanremmend additief.
“Het is niet altijd makkelijk, maar het is onvoorstelbaar hoe oplossingsgericht en inventief melkveehouders zijn.”
We kijken ook naar verschillende grassoorten. Sommige soorten zorgen van nature voor minder methaanuitstoot, maar minstens even belangrijk is hun klimaatresistentie – we willen de melkveehouderij in West-Europa namelijk verderzetten, ook bij klimaatverandering. Rietzwenkgras bijvoorbeeld heeft diepere wortels, waardoor het beter tegen droogte kan. Het is iets minder goed verteerbaar – wat meer methaanuitstoot veroorzaakt – maar als je dat combineert met klaver, kan je hetzelfde melkproductieniveau halen zonder die extra methaanuitstoot. Daarom experimenteren we ook met mengsels van verschillende graslandkruiden in de begrazing, zoals smalle weegbree, om te achterhalen welke combinaties het best scoren zowel op vlak van opbrengst als duurzaamheid.”
Is methaanuitstoot het enige waar de sector aan kan werken?
“Ik pleit altijd voor een holistische blik: zo doen we er goed aan ook te kijken naar de impact van het voeder. Soms komt 40% van de uitstoot van de koe en 60% van de productie van het voeder – denk dan aan de ontbossing voor sojaproductie. Daarom onderzoeken we alternatieven, zoals bepaalde erwtenrassen van bij ons of reststromen uit de voedingsindustrie. Bietenpulp, een restproduct van suikerbieten, kan bijvoorbeeld 10% van het rantsoen uitmaken. Bij ILVO maakten we ook een rantsoen met bierdraf en koolzaadschroot ter vervanging van soja. Dat heeft niet alleen een lagere koolstofvoetafdruk, het bleek ook methaanverlagend te werken. Soms ontdek je zulke dingen per ongeluk. Kijken naar circulaire landbouw loont sowieso de moeite, en daar speelt de melkkoe een cruciale rol in: waarom zou je bijvoorbeeld je mest van ver laten aanvoeren of veel kunstmest gebruiken als je ze bij wijze van spreken gewoon bij de melkveehouder om de hoek kunt halen?”
“Ook in circulaire landbouw blijft de melkkoe een belangrijke schakel: waarom mest van ver laten aanvoeren of veel kunstmest gebruiken als je ze bij wijze van spreken gewoon bij de melkveehouder om de hoek kunt halen?”
Hoe kunnen we melkveehouders ondersteunen in duurzamer werken?
“De combinaties van maatregelen die ze kiezen moeten passen binnen hun bedrijfsvoering. Daarom moeten we, naast goede wetenschappelijk onderbouwde reductiemaatregelen, ook slimme tools aanbieden waarmee melkveehouders onderbouwde keuzes kunnen maken. Voor biomelk mag je bijvoorbeeld geen methaanremmende additieven gebruiken. En je volledig richten op slechts één maatregel kan financieel uitdagend zijn – uiteindelijk moet het ook economisch rendabel zijn. Subsidies kunnen dus zeker helpen, via overheidssteun of de melkverwerkers. En ten slotte: goede, duidelijke info is essentieel. Melkveehouders moeten weten wat werkt, en waarom. Want het is niet altijd makkelijk, maar het is onvoorstelbaar hoe oplossingsgericht en inventief melkveehouders zijn. Dus als ze op de hoogte kunnen blijven en blijven uitzoeken wat voor hen best werkt, dan zijn ze klaar voor de toekomst.”